Bijna Sinterklaas. De ultieme hoogdag voor mijn kinderen. De brieven liggen klaar, de schoentjes zijn gezet, de verwachtingen hooggespannen. Er wordt flink opgeruimd en braaf gespeeld. Want de Sint ziet alles, dus je weet maar nooit. Ook mijn vriendin en ik ruimen op. Iets grondiger dan de jongens. Niet om een goedheiligman te behagen, maar voor onszelf, voor ons gezin en uit eerbied voor het huis waarin we leven.
Telkens we gaatje in onze agenda vinden, nemen we een stukje van het huis onder handen. Van de zolder tot de garage. Ja, zelfs het tuinhuis staat op het programma. Alles krijgt met zorg een opruimbeurt. Ieder schuifje wordt omgekieperd, de kringloopwinkel en het recyclagepark druk bezocht. Wat achterblijft is gezelligheid, orde, ruimte. En Rust.
We zijn nog lang niet klaar, maar met elke afgewerkte kamer, wordt het huis meer en meer een echte thuis. Voor ons twee én voor ons vier. De kinderen hebben inmiddels een heel fijne speelzolder gekregen, die de grijze dagen omtovert in kleurrijke verkleedpartijtjes en muzikale optredens. Zij genieten. En wij ook.
Ik realiseer me dat ik nu pas begin thuis te komen in het huis dat ik bijna zeven jaar geleden met de moeder van mijn kinderen kocht.
Ik realiseer me dat ik nu pas begin thuis te komen in het huis dat ik bijna zeven jaar geleden met de moeder van mijn kinderen kocht. Hoewel het echt een prima huis is, met veel lichtinval en mooie, ruime kamers, ben ik er in mijn stukgelopen huwelijk nooit in geslaagd om er de warme huiselijkheid in te krijgen waar ik zo naar verlangde. Zowel zij als ik wilden wel, maar op de een of andere manier kwam het niet van de grond. Er ontbrak iets.
Het huis miste een ziel. En niet omdat het een recent huis betrof zonder jarenlange geschiedenis. Neen. Het huis miste een ziel, omdat haar bewoonsters zelf nog zoekende waren. Zoekende zielen naar het ontbrekende puzzelstuk dat ze -toen nog hoopvol- buiten zichzelf trachtten te zoeken. Zoekend aan het oppervlak. Verlangend naar een invulling voor de subtiele leegte die binnenin sluimerde.
Vandaag weet ik dat het geen zin heeft om van buiten naar binnen te leven. Dat geluk in mezelf te zoeken is, en niet in een nieuwe lamp of kast.
Vandaag weet ik dat het geen zin heeft om van buiten naar binnen te leven. Dat geluk in mezelf te zoeken is, en niet in een nieuwe lamp of kast. Dat gewoon ‘zijn’ vaak beter is dan steeds maar ‘doen’. Dat liefde onvoorwaardelijk en onafhankelijk kan zijn. En dat ze overvloedig in twee richtingen kan stromen als je ze ook naar jezelf richt. Huiselijkheid begint met thuiskomen in jezelf. Als je innerlijke vuur brandt, raakt eender welk huis snel opgewarmd.
Het blijft een beetje wennen voor mij. Gewoon ‘genoeg’ zijn voor een partner. Weten en voelen dat ik echt graag gezien word. Dat ik helemaal oké ben zoals ik ben. Dat ik liefde niet hoef te verdienen. Dat ze er gewoon is.
Het brengt me veel rust. Het maakt me speels. En vrolijk. En niet alleen mezelf. In ons huis weerklinkt regelmatig kinderlijk gelach. Van mijn jongens. Van mezelf. Van mijn partner. Van ons allen samen. Soms zelfs door onze tranen heen. Want ook in onze dieptepunten is een plaats voor enige zelfrelativering en luchtigheid.
Het magische ingrediënt? Vertrouwen. In onszelf, elkaar en het universum. Komend vanuit een huwelijk waar mijn vertrouwen meermaals op de proef gesteld werd, doet dat deugd. Blind kunnen rekenen op de ander. Weten dat er geen verborgen agenda is, geen leugens of verdraaide waarheden. Maar wel transparantie en openheid. Ook dat schept rust en geeft me veel meer energie voor andere zaken en voor het leven zelf. Voor persoonlijke groei.
De afgelopen weken was een tijd van transformatie en communicatie. Het was een periode van naar binnen keren en voelen, maar ook van uiten wat in ons leeft.
De afgelopen weken was een tijd van transformatie en communicatie. Het was een periode van naar binnen keren en voelen, maar ook van uiten wat in ons leeft. Zelfreflectie en een goed gesprek met de therapeut hebben me doen inzien dat de prangende kinderwens van mijn vriendin voor zoveel druk in mezelf zorgde dat het kortsluiting gaf. Haar verliezen was geen optie en mezelf verliezen evenmin. Een spagaat waarin ik geen uitweg zag. Ik liep erdoor vast in mezelf, waardoor verbinden met de ander moeilijker werd en de pijn in mij sterker dan ooit voelbaar. Onderweg naar morgen, liep ik vast in het nu, waardoor verdriet om gisteren plots heel dichtbij kwam.
Ik heb zout geproefd op mijn wang. In de veilige praktijkruimte van mijn therapeut, maar ook thuis en in mijn hart, maakte ik ruimte voor jonge en oude tranen. Ik heb letterlijk gedaverd op mijn benen. Kleine stukjes verdriet heb ik losgeschud en toegelaten. Je moet erdoor om eroverheen te raken.
En tegelijk ben ik eerlijk blijven praten met m’n liefste. Over alles wat in mij omging. Er is draagkracht en ruimte, waarvoor ik erg veel dankbaarheid kan voelen. Het blijft een proces dat tijd vraagt om verder te helen, maar de opstopping die ik voelde is weg. De weg naar herstel is weer vrijgemaakt. Ik kan verder.
Ook dat is opruimen. Geen kamers of kasten, maar mezelf.
Ook dat is opruimen. Geen kamers of kasten, maar mezelf. Mijn gevoelens en emoties. Mijn donkere, soms bijna vergeten hoekjes. En het doet deugd. Echt deugd. Niet alleen mijn scheiding ligt op tafel tijdens de therapie, maar ook vakkundig gecamoufleerde littekens uit mijn jeugd en het recente verlies van mijn vader. Dat laatste kan ik nog niet echt voelen, maar ik ben bereid om ernaar te kijken. Dat is alvast een eerste stap. Ik ga ermee aan de slag.
Ik weet niet wat of hoe of waar precies, maar ergens onderweg heeft iets me weer op het juiste pad gebracht. Daar waar mijn adem haast stokte bij de gedachte aan gezinsuitbreiding, voel ik nu veel meer rust en openheid. Iets heeft me een tweede adem gegeven. Voetje voor voetje voel ik mezelf opschuiven richting een toekomst in een gezin van vijf. Mijn zonen en ik. Mijn partner. En nieuw leven.
Langzaamaan wordt het onderwerp ook met de kinderen aangesneden. Of ze een broertje of zusje erbij misschien leuk zouden vinden. “Ja hoor,” weerklinkt het dan, “Maar wel een zusje dan, want dat hebben we nog niet.” Wat hou ik toch van die twee knulletjes. Ze zouden heel lieve, toffe grote broers zijn. Dat is zeker.
Hmm… Staat er in de toekomst dan toch nog een derde schoentje klaar voor de Sint? Wie weet…
Laat weten wat je ervan vindt