Stil verdriet en rauwe schoonheid vloeien onverdund in elkaar over tot een traan die zacht over m’n wang naar beneden rolt en dan hard uit elkaar spat in de volle leegte van het leven zonder jou.
Woordeloos. Troosteloos. Machteloos. Hopeloos. Vaderloos. Broos.
De stilte brengt amper rust in de dwingende rusteloosheid die jij achterlaat. Net nog tastbaar en dichtbij. En plots onnoemelijk ver weg van mij.
Te groot. Te klein. Te traag. Te snel. Te licht. Te zwaar. Te ver. Te veel. Te weinig. Niet genoeg.
Niet te vatten. Niet te snappen. Niet te plaatsen. Niet te rijmen. En gewoon zo ontzettend veel… te vroeg.
In alle stilte schreeuw ik het uit. Binnenin. Kwetsbaar. Als een verlicht kind in de donkere nacht.
Papa.
Hoe moet het nu? Hoe moet ik nu? Hoe kan ik nu? Hoe gaat het nu? Verder. Zonder jou.
De onwerkelijke werkelijkheid dringt traag en hard bij mij naar binnen, waar mijn hart zachtjes verder voor je klopt.
Jij bent een stuk van mij. Ik ben voor de helft van jou. Ik neem je mee. Overal.
Ik hou van jou.
Voor Ellen. En haar papa, de Bopa van Finn, Mathis* en Emilia.
Laat weten wat je ervan vindt