Tabula Rasa

Niet zo lang geleden, ontmoette ik een sterke vrouw. Zo eentje met de voetjes stevig op de grond. Geaard, zoals dat heet. Een brok energie die je met haar aanstekelijk enthousiasme zo mee op sleeptouw nemen kan. De pretlichtjes in haar ogen verraden een sterke zin in het leven. En er gaat een grote levenskracht van haar uit. Een diep vertrouwen ook. In zichzelf en in de wereld om haar heen.

Ze heeft hier altijd gewoond. Gewoon hier. Vlak bij mij. Ze koopt in dezelfde winkels. Haar kinderen gaan naar dezelfde school. Ze houdt van dezelfde muziek en leest dezelfde boeken. Het is haast onvoorstelbaar dat ik haar niet eerder tegen het lijf gelopen ben. We zijn even oud. En -zo blijkt- zelfs jarig op dezelfde dag! Hoe kon het toch dat ik haar al die tijd niet eerder opgemerkt had?

“Eat, sleep, work, repeat. Zoiets. Een gekende, routinematige cadans die mij, zoals vele anderen, heel vertrouwd in de oren klonk.”

Nu ja, ik had het ook wel behoorlijk druk. Een voltijdse baan en dito gezinsleven met twee jonge spruitjes. Daar kwam best wat bij kijken. Poetsen, wassen, strijken, klussen, sprinten naar de schoolpoort, helpen met huiswerk maken, racen naar de supermarkt, lijstjes maken met to do’s en die vervolgens afwerken, stevige deadlines op het werk, … Veel moetjes. De ene al wat dringender of dwingender dan de andere. Met een lat die altijd hoog lag. En tussendoor thuis uiteraard graag nog wat tijd maken voor elkaar, quality time met het gezin en de familie, een etentje met vrienden, … Ook dat mocht niet ontbreken. Eat, sleep, work, repeat. Zoiets. Een gekende, routinematige cadans die mij, zoals vele anderen, heel vertrouwd in de oren klonk. De dagen vlogen als vanzelf voorbij. Sommigen wat rustiger, anderen heel gejaagd. Druk, druk, druk. Er bleef gewoon niet zoveel tijd meer over. En als die er wel was, sloeg vaak toch de vermoeidheid toe. Meer dan wat gezellig samen zappen voor tv zat er dan niet meer in.

“It takes two to tango. En ik danste al een poosje alleen. Ik besefte het alleen nog niet. Ik bleef vechten. Met alles wat ik had.”

Tot plots mijn hele leven op zijn kop stond. Mijn huwelijk stond op springen. Er was een ander in het spel. Van de ene dag op de andere was niets nog wat het leek. Ik was ten einde raad. Mijn grootste zekerheden hingen met dunne rafels aan elkaar. Die vertrouwde, behaaglijke routine werd iets waar ik al snel met heimwee naar verlangde. Al mijn energie kroop maandenlang in het krampachtig bij elkaar houden van wat eigenlijk al voorbij was. It takes two to tango. En ik danste al een poosje alleen. Ik besefte het alleen nog niet. Ik bleef vechten. Met alles wat ik had.

Ik leefde in mijn eigen schaduw. Mijn ogen stonden dof. Die hele crisis had mijn gezichtsveld nog meer vernauwd. Al het andere moest wijken. Tot mijn geest het begaf en ik op het werk verstek moest laten. Wat later verloor ik -mede door mijn afwezigheid- ook mijn werk. Dat was het dan. Tabula rasa. Het licht ging uit. Het doek viel. Over mijn dierbare huwelijk. Over mijn zorgvuldig opgebouwde carrière. Over mijzelf. Ik was elke houvast kwijt. Het werd me zwart voor de ogen.

“Dat was het dan. Tabula rasa. Het licht ging uit. Het doek viel. Over mijn dierbare huwelijk. Over mijn zorgvuldig opgebouwde carrière. Over mijzelf.”

Toen ik mijn ogen voorzichtig weer durfde openen, werd ik haast verblind door de witte, maagdelijke bladspiegel van het nieuwe hoofdstuk dat ik nu willens nillens zou gaan schrijven. En in dat licht zag ik haar voor het eerst. Die vrouw. Met de pretoogjes. Haar gezicht kwam me bekend voor. Alsof ik haar al eens eerder had ontmoet. We wisselden een blik van herkenning. Ze stak haar hand naar me uit en trok me overeind.

Ze omarmde me. Lang. Stevig. En in dat moment voelde ik zoveel liefde. In elke vezel van mijn lijf. Het voelde heerlijk. Er was vertrouwen. En verbondenheid. Het was thuiskomen. Er stroomde een levensenergie door mij heen die helemaal nieuw voor me was. Ik voelde me compleet. Heel. Ik was wakker. Echt wakker. En verdorie, wat voelde dat goed!

“Voor het eerst in tijden stond ik stil bij mezelf. Ik was zo gewend om rekening te houden met alles en iedereen om me heen, dat ik vergeten was naar binnen te kijken en te voelen.”

Met een brede glimlach trok ze me mee naar buiten. “Kijk, de zon schijnt!”, kraaide ze, “De wereld lacht je toe. Zie je die oneindige waaier aan mogelijkheden? Al die kansen! Kom, wat wil je gaan doen?” Ik aarzelde. Ja, wat wilde ik eigenlijk? Die vraag had ik mezelf al heel lang niet meer gesteld. Voor het eerst in tijden stond ik stil bij mezelf. Ik was zo gewend om rekening te houden met alles en iedereen om me heen, dat ik vergeten was naar binnen te kijken en te voelen. Echt te voelen wat daar leefde, wat ik wilde.

En toen wist ik het. “Ik wil leven!”, riep ik uit volle borst, “Vanuit het hart. Niet langer overleven.” Ja, dàt was wat ik heel graag wilde. Dat was wat ik voortaan ging doen. Een vastberadenheid maakte zich van mij meester en ik liet het gewillig toe. Ik voelde een enthousiasme in me opborrelen. Het kwam van heel diep. Mijn hart maakte een vreugdesprongetje. “Waar was jij toch al die tijd?”, kirde ik en gaf haar een zoen op de kaak.

Ik voelde zoveel dankbaarheid voor deze vrouw. Liefde ook. En vertrouwen. “Alles komt altijd goed,” fluisterde ze me geruststellend toe. En ik geloofde haar. Ik vroeg haar hoe ze heette. “Ivy,” zei ze. En ze knipoogde. Toen werd me alles duidelijk.

Carpe diem
Bompa
Opgeruimd
Annus mirabilis
Fantoompijn
Polariteit
Rouw
Doodzonde
Thuiskomen
Drempelvrees

Reacties

Laat weten wat je ervan vindt

Create a website or blog at WordPress.com